Artikel Reformatorisch Dagblad 30 mei 2005

Kunstenaar Piet den Hertog: “Goede kunst heeft altijd abstracte kwaliteiten”

Een tapijt vol vormen en kleuren

Dat kan mijn neefje van vier ook, zegt de een. Volgens de ander past slechts een eerbiedig stilzwijgen. Twee foute manieren om op abstracte moderne kunst te reageren, vindt beeldend kunstenaar Piet den Hertog uit Grafhorst. In beide gevallen neemt men niet de moeite zich te verdiepen in het kunstwerk.

Abstract

“De omschrijving die het woordenboek van dat begrip geeft, weerspiegelt de twee kampen waarin voor- en tegenstanders van abstracte kunst zijn verdeeld. Aan de ene kant staat abstract voor vaag, ontastbaar, onstoffelijk. Maar het heeft ook iets in zich van een kernachtige samenvatting, een gongslag als het ware”, stelt Den Hertog vast. “Een moderne kunstenaar kan in een abstract kunstwerk de zichtbare werkelijkheid loslaten om tot de kern door te dringen. In plaats van een brand weer te geven met realistische beelden, probeert hij met alleen rode en oranje kleurvlakken de vuurgloed te treffen. De instortende muren, rondrennende brandweermannen en dikke rookwolken zijn voor hem ontoereikend om de zinderende gloed van het vuur weer te geven”. De Grafhorster kunstenaar vergelijkt figuratieve kunst met een uitgebreid verhaal waarin allerlei details tot in de finesses worden beschreven. “Een abstract kunstwerk geeft als het ware een kernachtige samenvatting in een paar regels, een karakteranalyse”. Er zijn twee manieren om abstracte kunst te maken, legt Den Hertog uit. “Er zijn kunstenaars die het vertrekpunt in de zichtbare werkelijkheid nemen en door stilering en abstrahering tot kunst komen waaruit de voorstelling is verdwenen. Anderen maken abstract werk dat min of meer rechtstreeks uit hun innerlijk voorkomt. Puristen spreken in zoín geval van non-figuratieve kunst”.

Den Hertog weet waar hij het over heeft. Zelf maakte hij een tijdlang abstract werk, hoewel hij inmiddels weer op het realistische spoor zit. “Dat was buitengewoon boeiend om te doen. Ik merkte op een gegeven moment dat de voorstelling mij begon te hinderen bij het schilderen. Ik wilde iets maken wat niet op voorhand was te duiden. Een kunstwerk dat het zichtbare zou overstijgen en waarin steeds opnieuw iets te ontdekken zou zijn”.

Wegbereider

Paul Cézanne (1839-1906) is in de ogen van Den Hertog de onbetwiste grondlegger van de abstracte kunst geweest. Hoewel hij herkenbare kunst maakte, benadrukte hij sterk de abstracte kwaliteiten in zijn werk. De voorwerpen die hij schilderde zijn als het ware geometrische figuren die hij in een plat vlak ordende. Ook vereenvoudigde hij het kleurenpalet. Het doek was voor hem een plat vlak, een tapijt waarop hij vormen en kleuren tot een spannend geheel rangschikte en de dieptewerking van ondergeschikt belang was.

Tot die tijd was de opvatting gangbaar dat een paneel of doek drager is van een illusie, een soort raam naar de werkelijkheid. Cézanne was een van de eersten die beseften dat in de schilderkunst het schilderij zèlf de realiteit is. Hij legde daarmee de basis voor de moderne, abstracte kunst. Na hem hebben uiteenlopende kunstenaars deelaspecten van zijn opvattingen uitgewerkt. Picasso, de Kubisten en Mondriaan gingen verder met het abstraheren van de vorm. De Impressionisten experimenteerden vooral met kleur. De achterliggende filosofie was dat de zichtbare werkelijkheid te beperkt is om bepaalde gevoelswaarden over de brengen. Zij zochten naar middelen om het visuele te overstijgen. Toch zijn ook in oudere kunst abstracte kwaliteiten aan te wijzen, nuanceert Den Hertog. “De kerkinterieurs van Emanuel de Witte (1617-1692) en Pieter Saenredam (1597-1665) bijvoorbeeld. Zij plaatsten de vormen en kleuren zó in de compositie dat er een spannende verdeling ontstond van lichte en donkere partijen in de compositie. Vermeer deed dat ook heel knap. Voorzichtig durf ik te stellen dat bij goede kunst altijd sprake is van abstracte kwaliteiten”.

Autonome kunstenaar

De Grafhorster kunstenaar erkent met kunstcriticus Willem L. Meijer dat veel moderne kunstenaars tot uitdrukking willen brengen dat ze als scheppend kunstenaar autonoom zijn. Ze dichten kunst en kunstenaar goddelijke eigenschappen toe, proberen om die reden geheel nieuwe kunst in hun kunst grenzen te verleggen of te overschrijden. Deze kunst staat daarom vaak te maken die los staat van of zelfs haaks op de zichtbare, door God geschapen werkelijkheid. De Bauhauskunstenaars Wassily Kandinski en Paul Klee (begin 20e eeuw) zijn hier zijn voorbeelden van. Zij meenden dat ze middelaars waren die het goddelijke konden laten zien in hun werk. Het streven naar autonomie is dus inderdaad een drijvende factor achter veel moderne kunstuitingen. Maar dat wil niet zeggen dat elke kunstenaar die abstract werk maakt zulke opvattingen koestert. Je kunt het vergelijken met de ontdekking van radioactieve straling. Dat heeft geleid tot de productie van verschrikkelijke kernbommen, maar kreeg ook een heilzame toepassing in de medische sector. Niet alle abstracte kunst is verwerpelijk, omdat niet elke kunstenaar uit dezelfde Godonterende bron put. We stuiten hier op het oeroude probleem van de verhouding tussen vorm en inhoud, denkt Den Hertog. “Het is de vraag of je kunst kunt waarderen los van de bedoeling van de maker. Een goddeloze meubelmaker kan best een prima stoel maken. Voor een kunstenaar kan gelden dat hij ambachtelijk gezien zijn vak verstaat en daarom in staat is een uitstekend schilderij te maken dat goed van vorm en kleur is. Terwijl de diepere betekenislaag in zijn werk misschien valt af te keuren. Natuurlijk is het wel zo dat een kunstwerk een relatie aangaat met de kijker, maar dat wil niet zeggen dat de diepere drijveren van de kunstenaar altijd zichtbaar zijn in zijn kunst”. Den Hertog trekt de vergelijking met moderne, niet-christelijke literatuur. “Vaak zijn de boeken buitengewoon knap geschreven, met een scherpe tekening van de door de auteur ervaren zinloosheid van het bestaan. Dan verzucht je: hadden we in onze kring ook maar zulke schrijvers. Tegelijk gaat het om werk dat geen uitzicht biedt, maar uitsluitend naar het riool verwijst. Dat is de spagaat waarin we ons bevinden als het om de beoordeling van kunst gaat. Juist in de kunst wordt zowel de heilzame glans van het licht als de macht van de duisternis zichtbaar”.

Hang naar traditie

Om abstracte kunst te kunnen waarderen zal de kijker bereid moeten zijn zich ervoor open te stellen, geeft Den Hertog, kerkelijk meelevend met de Gereformeerde Gemeente te Zwolle, aan. “De reformatorische kring heeft een hang naar traditie die gepaard gaat met een huiver voor het nieuwe. Veel kerkmensen hebben een blinde vlek voor abstracte kunst. Ze hebben behoefte aan houvast, willen dingen kunnen herkennen. Dat is een vorm van romantiek die versluierend werkt op het vermogen om kwalitatief goede kunst te kunnen onderscheiden. Je zou kunnen zeggen dat de gereformeerde gezindte een onderontwikkelde beeldende consciëntie heeft”. Ter verduidelijking trekt Den Hertog een parallel met de muziek. “Figuratieve kunst is vergelijkbaar met een muziekstuk waarin een bekende melodie hoorbaar is, bijvoorbeeld een bewerking van het Wilhelmus. Mensen waarderen dat omdat het vertrouwd in de oren klinkt. Abstracte kunst kun je vergelijken met bijvoorbeeld de vijfde symfonie van Haydn, een muziekstuk dat niet is gebaseerd op een melodie of wijs.”

Beoordelen lastig

Het is inderdaad lastig om een oordeel uit te spreken over abstracte kunst, geeft Den Hertog toe. “Zaken als een correct gebruik van het perspectief, een goede stofuitdrukking en realisme van de voorstelling spelen niet of nauwelijks een rol. Terwijl juist dit elementen zijn waar ook een leek iets over kan zeggen. Bij abstracte kunst gaat het om andere kwaliteitsnormen, die overigens ook op figuratieve kunst van toepassing zijn. Los van persoonlijke waardering wordt goede kunst gekenmerkt door vakmanschap en zeggingskracht. Je kunt er allerlei vragen bij stellen. Heeft het werk een interessant oppervlak? Welk materiaal gebruikte de kunstenaar? Zijn de kleuren in harmonie met elkaar of staan ze juist in contrast? Hebben de vormen en lijnen een bepaalde spanning? Zit er ritme in de voorstelling? Is de compositie verrassend en spannend? Komt de sfeer in het werk duidelijk over, brengt het werk een bepaalde gevoelswaarde tot uitdrukking? Is er sprake van een hechte eenheid? Zijn de vormen inhoudsvol? Wat is de bedoeling van de maker geweest, geeft de titel een aanknopingspunt? Wat is de plaats van dit schilderij ten opzichte van ander werk van de kunstenaar en van zijn tijdgenoten? We moeten er voor oppassen om te zeggen: Ik begrijp het kunstwerk niet, dus is het niets. Wie objectief durft te kijken en de eigen voorkeuren even uitschakelt, zal voor goede abstracte kunst waardering kunnen opbrengen”. Kinderen staan veel onbevangener tegenover abstracte kunst dan volwassenen, merkt Den Hertog. “Misschien omdat ze zelf ook geen realistische ‘kunst’ maken. Kinderen zijn gevoeliger voor kleuren en vormen. Ze zijn ook minder bevooroordeeld, kunnen iets simpelweg mooi vinden”. En vrouwen hebben meer begrip voor abstracte kunst dan mannen, weet Den Hertog uit ervaringen die hij opdeed tijdens het geven van workshops en cursussen. “Zij benaderen kunst meer intuÔtief. Juist bij moderne kunst is dat ideaal. De gevoelsknop moet om. Mannen zijn geremder, afstandelijker en verstandelijker. De vormen en kleuren op het schilderij moeten bij hen ‘kloppen’ met de werkelijkheid. Zij vragen zich bij abstract werk al gauw af: Wat stelt het eigenlijk voor?”

Gevoel en verstand

Hoewel kunstenaars als Karel Appel (“Ik rotzooi maar wat aan”) pretenderen zuiver vanuit hun gevoel te werken en daarbij hun verstand uitschakelen, denkt Den Hertog dat schilderen zonder ratio bijna niet mogelijk is. “Er is ooit een experiment gedaan met een chimpansee die een verfkwast in zijn handen kreeg gedrukt. Dat dier maakte inderdaad ‘kunst’ zonder zín verstand te gebruiken, want dat had hij niet. Bij een mens spelen altijd zijn ervaringen en gedachten mee, hoezeer hij ook probeert er los van te komen. We zijn nu eenmaal denkende mensen. Toch is het zo dat de romantische stroming- met de nadruk op gevoel en expressie als voornaamste kenmerk- een hoofdstroming binnen de moderne kunst vormt. Puur rationele kunst zoals de computerkunst van Peter Struijcken komt beduidend minder voor”. Intussen heeft de opmars van abstracte kunst ertoe geleid dat de begrippen kunst en kunstenaar zijn gedevalueerd, constateert Den Hertog. “Vroeger kreeg een kunstenaar een opleiding in het atelier van een meester of aan een academie, waar hij op een ambachtelijke manier het vak leerde. De opkomst van de abstracte kunst heeft de deur open gezet voor amateurs en knoeiers. Iedereen kan immers een paneel of doek vullen met vormen en kleuren. Toch ben ik ervan overtuigd dat deskundigen in staat zijn het kaf van het koren te scheiden. De dilettant valt door de mand”.

Reformatorisch Dagblad, 30 mei 2005